Vertaal
Vertalingen hacer brillar ES>NL
hacer brillar (ww.) flikkeren (ww.) ; fonkelen (ww.) ; glanzen (ww.) ; glimmen (ww.) ; glinsteren (ww.) ; schijnen (ww.) ; sprankelen (ww.) ; stralen (ww.) ; twinkelen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `hacer brillar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abrillantar
ES: amanecer
ES: aplanar
ES: brillar
ES: centellear
ES: chispear
ES: clarear
ES: dar luz
ES: destellar
ES: igualar